zaterdag 7 mei 2011

Tot besluit

De opdracht zit erop. Het boek van De Swaan is gelezen, de topics verwerkt in 10 blogberichten.

Wat heb ik hieruit geleerd?

Wel vooreerst, bloggen was mij onbekend. Internet is een fantastische bron van informatie. Maar de communicatie via de "global village" is niet echt mijn ding. Facebook en andere sociale netwerken met duizenden vrienden vind ik niet "echt". Ik heb vijf echte vrienden en dat is al meer dan genoeg, als ik hen evenveel vriendschap en steun wil geven als zij voor mij hebben. Nu is bloggen voor mij geen onbekende meer.

Het boek van De Swaan liegt er niet om. Het is hoogstaande literatuur, waarbij ik verschillende keren genoodzaakt was om de dingen drie tot vier keer te lezen om werkelijk te vatten waar De Swaan het over had. Maar het was het lezen waard. Zijn standpunten handelen soms over de middeleeuwen, maar zijn nog brandend actueel. Het boek gaf mij telkens verfrissende inzichten die mij nog regelmatig dienen in mijn dagelijkse contacten.

De topics die ik koos werden uit een brede invalshoek bekeken. Ik las het boek, nam een deel over en trachtte telkens het boek in de huidige maatschappelijke ontwikkeling te plaatsen. De huidige problemen rond immigratie kon ik duiden door het vroegere bestaan van de landlopers. Mensen zoeken eigenlijk al langer de rijkere "schuren" op, maar dit voornamelijk uit noodzaak om hun gezin te voeden. De figuur van Graaf Otto Von Bismarck was voor mij ook zo'n verrijking. Wie had ooit gedacht dat deze IJzervreter aan de grondslag lag van de sociale zekerheid.

Bij elke blog zocht ik een citaat. Op die manier ging ik buiten het boek nog verder zoeken naar de persoon of het onderwerp.

Ik leerde ook mijn blog beter inrichten en artikels van foto's te voorzien.

De reacties van de medestudenten zette mij telkens aan om mijn werk in vraag te stellen en te leren over de opmerkingen die ze me gaven.

Het was voor mij een nieuwe, maar leerrijke ervaring. Op een vlotte manier leer je een technologisch medium kennen en verrijk je je kennis door een boek die heel gerelateerd is aan onze studiekeuze, lees persoonlijke interesse.

Bedankt aan de lezers van mijn blog voor de interesse en de mogelijke reacties die ze postte.

Op naar een volgende uitdaging.

Met vriendelijke groeten

Didier Demelin

Katho student eerste jaar bachelor maatschappelijke veiligheid in afstandsonderwijs.

zondag 1 mei 2011

Politie


Verhandeling 10
Veiligheid is een collectief goed: een goed waarvan het genot - per definitie - aan geen lid van de collectiviteit kan worden onthouden Gewelddaden worden vanzelfsprekend beschouwd als een bedreiging voor de gehele gemeenschap waartegen collectief moet worden opgetreden door de politie. (Abram de Swaan, Zorg en de staat, 2004, pag.16). De Wet op het politieambt van 1992 beschrijft het geruime tijd na de oprichting van politie, als het bewaken van de democratische ontwikkeling van het land. Inderdaad, democratie zal in veel landen de basis zijn voor de ontwikkeling van het land.



De kleine misdaad was een andere alomtegenwoordige plaag van het stadsleven, die ook al opgevat werd als een bijverschijnsel van de armoede. Criminaliteit zou in een brede zin, de barometer van ons sociaal vangnet kunnen zijn. Wie pleegt inbraken? De druggebruiker die uw ganse rijkdom verkoopt voor €25, omdat het hem voorziet in zijn dagelijkse dosis. De jongere die spijbelt en uitgesloten wordt van eenzelfde materiële wereld als die van zijn vriendjes. De meeste inbraken worden waarschijnlijk gepleegd door vrouwelijke Roma-zigeuners, waarvoor er vandaag nog steeds geen oplossing is. Noch voor de slachtoffers, noch voor de daders.

De meeste misdaden werden door enkelingen of in kleine groepjes gepleegd: het collectief bedrijf van bendes was vooral een verschijnsel van het platteland, en de hoogtijdagen van de stedelijke georganiseerde misdaad kwamen pas later, tegen het einde van de eeuw. Jongerenbendes, georganiseerde bendes (mafia) en rondtrekkende dadergroepen zijn vandaag nog heel actuele problemen. De informatie uitwisseling rond deze personen en een geïntegreerde aanpak zijn sinds de politiehervorming verbetert en met resultaten.
Het negentiende-eeuwse antwoord op de stedelijke criminaliteit was een collectief verhoogde waakzaamheid door de sinds kort ingestelde permanente politiekorpsen. In die tijd verwees de term niet alleen naar waakzaamheid en repressie, maar ook al naar veelomvattende en ingrijpende preventieve maatregelen. Ook bleven de connotaties niet beperkt tot veiligheid in de moderne zin van bescherming tegen diefstal en geweld; ze omvatten het volledige bereik van openbare veiligheid, met inbegrip van taken die later afgestoten werden, zoals volksgezondheid en hygiëne, of zelfs voorlichting. Integrale veiligheid is het moderne begrip om deze lijn door te trekken naar de meest omvattende benadering van veiligheid. Politie kan wel reageren op incidenten en hieraan een einde stellen, maar veiligheid is een complex maatschappelijk probleem waar een incidentgerichte aanpak geen oplossing biedt (Kadernota integrale veiligheid 2004).

Het achttiende-eeuwse Duitse woord "Polizey" is nog het beste te vertalen met 'beheer' en de betekenis van het Engelse woord "police" in de vroege negentiende eeuw benadert die van de hedendaagse termen 'inspectie' en 'dwang'. Van Dale houdt het bij:" organisatie, belast met het toezicht op de openbare orde en veiligheid, het tegengaan van strafbare feiten enz". Ik voel mij als politie net de engel Gabriël, beschermer van de mensen die plots getroffen worden door het noodlot. Maar anderzijds is Gabriel voor velen niet wenselijk, wanneer zij daartoe geen noodzaak hebben.

De politie, die het meest aanwezig en zichtbaar is in het dagelijkse leven, heeft het onderwijzerskorps wellicht ooit geëvenaard als opvoedende instantie, met name voor de negentiende-eeuwse stedelijke armen. Een politieel regime strekt zich nu over de bevolking uit, in het gewone leven licht en nauwelijks merkbaar, maar al vrij intensief bij het beheersen van menigten of van het moderne verkeer. Hoe snel rijdt uit u, wanneer u het verkeersbord max. 50 voorbij rijdt? 45 om geen overtreding te begaan, 50 omdat u weet dat uw teller toch ligt afwijkt, 55 omdat er een correctie gebeurt bij de vaststelling? Toch is deze snelheid heel precies gekozen en enkele jaren geleden zelfs van 60 naar 50 gebracht. Deze snelheidskeuze is afhankelijk van de kans van het overleven van een aanrijding. Wetenschap toont aan dat reeds bij een licht snelheidsverschil, de kans op overleven sterk kan verschillen. Waarom oordelen wij dan zelf hoeveel wij rijden, meestal gedreven door ons egoïsme?

Een filosoof zei me ooit dat wij als Belgen ons niet gemakkelijk neerleggen bij regelgeving van bovenaf, omdat wij lang een bezet land geweest zijn die zich tegen elke vorm van regelgeving van de bezetter verzette.

dinsdag 26 april 2011

Tweetaligheid

Verhandeling 9

In het boek van de Swaan schetst men de talen voornamelijk in de lingua franca, de alfabeten die de standaardtaal van het land spreken, de analfabeten die regionale taal spreken en de tweetaligen. (Abram de Swaan, Zorg en de staat, 2004, pag.74)

De lingua franca "latijn" was een internationale taal die zijn voordeel had in handel drijven met mensen uit vreemde landen.

De mensen die de lingua franca spraken, waren onvermijdelijke tussenpersonen om handel te drijven met het andere land. In veel gevallen kende de handelaars de standaardtaal niet en nog minder de regionale talen. De mensen die de lingua franca spraken ontwikkelde zich snel tot een elite binnen de maatschappij.

De standaardtaal werd gebruikt voor nationale teksten en communicatie. Het was de taal van de notabelen van de maatschappij.

De regionale taal was de taal waarmee analfabeten met elkaar konden communiceren.

Tweetaligen waren mensen die de taal spraken van de aangrenzende landen, waardoor zij op hun beurt konden instaan voor handel met dit land.

De communicatieve belangen van de dialectsprekers of analfabeten, en anderzijds de tweetaligen of alfabeten liepen grotendeels parallel met culturele, economische en politieke scheidslijnen.

Bij de tweetaligen en alfabeten kwamen voornamelijk uit de plaatselijke adel, de geestelijkheid en de notabelen, bij de eentaligen of analfabeten waren vooral boeren, dagloners, en arbeiders. Het patroon van communicatie liep veelal parallel met de patronen van commerciële, politieke en culturele contacten – mensen communiceren tenslotte over de zaken die hen dagelijks bezighouden en invulling geven aan hun leven.

BESLUIT

De taal spreken van de handelspartner of de andere in het algemeen is essentieel bij de ontwikkeling van de mens en zijn omgeving. De keuze voor eentaligheid, wat De Swaan als "analfabeet" beschouwt, legt vrij veel beperkingen op en beperkt de mens tot een regionaal overleg over eerder primaire handelingen. De tweetaligheid daarentegen beschouwt De Swaan als de alfabeten omdat ze in staat zijn tot een veel bredere communicatie. Hun contacten zijn eveneens veel meer uitgesproken, wat hen in staat stelt om een bredere kennis te verwerven en een hogere ontwikkeling. De invloed van de lingua franca is vandaag vrij beperkt in de dagelijkse omgang en vormt op zich geen hinderpaal meer tot communicatie of handel.

De Belgische communautaire kwestie vindt een belangrijke voedingsbodem in de tweetaligheid van ons land. Toegepast op wat hierboven werd toegelicht, hebben we de keuze tot analfabetisme met lokale beperkingen of alfabetisme met meer mogelijkheden tot ontwikkeling van het individu en de maatschappij. Het lijkt haast evident om voor het tweede te kiezen. Maar de realiteit is soms nog anders.

Hoewel België verdeelt is in twee grote taalgebieden, moet men ook vaststellen dat binnen deze gebieden de andere taal ook nog veel aanwezig is. De Frans sprekende kustgemeenten en de Vlaams sprekende dorpjes in de Ardennen zijn hiervan voorbeelden. Voor zo'n kleine lap grond, is het maar de vraag of een communautaire kwestie wel ernstig is. Eén ding is zeker, het is een vrij simplistische manier om politici te vormen en zelfs ganse politieke partijen. Enkel en alleen door de andere taal te demoniseren. Vlamingen zijn simplistische boeren en walen zijn lui en hiermee kan men al een groot deel van de maatschappij mobiliseren. Maar zo simpel is het niet, alleen hebben we uit luiheid graag sloganeske oneliners omdat we hierdoor ook niet moeten nadenken.

Laat iedereen gewoon zijn taal spreken en voer een algemene tweetaligheid in voor scholen en administraties. Iedereen spreekt zijn eigen taal en de dienstverlening wordt in zijn taal aangeboden. Mensen die omwille van hun andere taal niet geholpen worden op 50 kilometer van hun deur is toch absurd. In de Brusselse rand leidt dit soms tot fatale situaties met 100 centrales die niet willen of kunnen reageren. Enkel en alleen door de taalkwestie.

Het zou meer overleg brengen tussen walen en vlamingen en door elkaar beter te kennen, zou je waarschijnlijk ook veel meer begrip voor elkaar hebben. Wat baat het om arbeid anders toe te passen in eenzelfde land? Door mensen aan vlaamse kant te stimuleren om te werken, stijgt de welvaart in Vlaanderen. Gebeurt dit niet in Wallonië, dan is daar een economische achterstand met grensoverschrijdende criminaliteit als gevolg en nood aan steun.

Tweetaligheid is het alfabetisme van de welvaart.

zaterdag 23 april 2011

Straatgeweld


Verhandeling 8
Straatgeweld en misdaad waren in de 19° Eeuwes steden een veruitwendiging van de ontwrichting van de samenleving. Al mag het beeld van geweld, armoede, vuile straten en stinkende geuren ons ver weg lijken, toch is de aanzet van het stratengeweld een nog heel actueel gebeuren. (Abram de Swaan, Zorg en de staat, 2004, pag.128)


Immigratie
Steden hebben een aantrekkingskracht op immigranten, die vandaag nog van verre streken, hun geluk komen zoeken in een maatschappij waar ze nauwelijks op voorbereid zijn. De gevestigde bevolking zal een vrij paradoxale houding aannemen tegen deze migranten. Voor de rijkere burgers vertegenwoordigden deze nieuwkomers tegelijk een kans en een bedreiging. Ze zijn bruikbaar als arbeiders, winstgevend als klanten, recruteerbaar als politieke aanhangers, en zelf ook vaak ingenieuze ondernemers - een aspect van stedelijke migratie dat vaak over het hoofd gezien wordt en vandaag bestaat uit tal van night-shops, phoneshops en internetshops. Maar anderen zien in de immigranten een bedreiging als 'geweldenaren, wilden, voor wie in de stad geen plaats is. Bij diefstal of geweld gaat de verdenking zeer gemakkelijk naar de nieuwkomers, waardoor zij beschouwd worden als een gevaar voor de stedelijke veiligheid.
Het volk vreesde voor goedkopere concurrentie voor hun eenvoudige arbeidsplaatsen. De meest gekende en ingeslepen houding van de gevestigde stadsbewoners tegenover de nieuwkomers was dat ze maar zo snel mogelijk moesten verdwijnen door lijfelijke verwijdering. Maar omdat de nieuwe immigranten niet uit de stad geweerd of verjaagd konden worden, moesten ze wel op de een of andere manier worden gehuisvest, in de hoop dat ze zich vroeger of laat aan het stadsleven zouden aanpassen. De meeste steden zijn vandaag nog gekenmerkt door migratie concentraties. Het zal tot 2006 duren voor een inburgeringsdecreet het daglicht ziet. Meer dan een eeuw zal men deze kortzichtige houding aanhouden. Ze moeten weg maar toch kan men niet vermijden dat ze zich vestigen. Het zijn criminelen die enkel en alleen al door hun uitzicht voor onveiligheid zorgen. Elke gebeurtenis wordt gretig aangegrepen om de situatie uit te vergroten. En zelfs vandaag kan ik mij niet ontdoen van deze naïeve gedachten, die bij vele mensen nog bestaan en zelfs zorgen voor politieke mandatarissen.

Straatgeweld
De onmiddellijke nabijheid van ongenode vreemdelingen wekte gedurige ergernis en angst voor fysiek geweld. Het moderne stadsleven verloopt in talloos veel ontmoetingen die de stedeling een minimum aan conflict en ergernis bezorgt. Dit vraagt om duidelijke nieuwe afspraken en duidelijke grenzen tussen de mensen die zo dicht opeengepakt leven.
In de vroeg-industriële steden woonden rijken en armen door elkaar. Werk en gezinsleven speelden zich af in dezelfde of aangrenzende ruimten. De straten vormden een natuurlijk verlengstuk van de woningen, en de onderkomens van de armen waren gescheiden in gemeenschappelijke binnenplaatsen, latrines, trappenhuizen en gangen. Dat kon zolang mensen precies wisten wat ze van elkaar konden verwachten, zolang ze status en beroep van hun medeburgers konden herkennen aan hun kleding en uiterlijke verschijning, zolang ze hun meerderen respecteerden, vrede hadden met hun eigen maatschappelijke positie, en zich hielden aan de regels voor het gebruik van gemeenschappelijke ruimten en de vermijding van overlast. Vandaag is dit niet anders in onze toch wel vrij onverdraagzame maatschappij. De prikkelbaarheid om elke sociale activiteit te bestempelen als overlast zorgt voor blijvende frustraties tussen de mensen. Zelfs met een verhoogde mondigheid en scholing, lijken deze oude gevoelens nog heel actueel te zijn.
De vrij plotselinge toestroom van nieuwkomers maakte dat nog erger. Niet alleen doordat nu nog meer mensen een zelfde ruimte moesten delen, maar ook omdat de immigranten aanstoot gaven, oningewijd als ze waren in de edele steedse kunst overlast te vermijden (of het anderen straffeloos te bezorgen). En bovendien, al waren ze heel wat ergernis gewend, de stedelingen werden overrompeld door tal van nieuwe irritaties. De nieuwe leefgewoonten zorgen vandaag ervoor dat de bestaande bewoners een andere woonplaats zoeken. Het meer buiten leven en het luider spreken alleen al zorgt voor hoog oplopende ruzies die in het verleden ongetwijfeld tot straatgeweld zou geleid hebben. Gebrek aan inburgering, in rechten en plichten, zorgt voor frustraties bij de stedelingen en ontwrichting van een ganse buurt. Economische terugval en criminaliteit zijn dan nooit ver weg.
Maar denk nu eens de huidskleur, taal en afkomst weg. Een doodgewone burger van bij ons met beperkingen en gebreken. Hoe stellen wij ons dan op? Voor de eenvoud neem je misschien best een gehandicapte persoon, dan is de achterstand of het gebrek meteen duidelijk voor iedereen. Wel in dat geval zorgen wij voor aangepaste parkeerplaatsen, subsidies, familiale hulp en bovenal respect. We helpen hem zijn beperkingen weg te werken en waar nodig zorgen wij voor een aangepaste omgeving. En nu de doorvertaling naar de immigrant.
Migranten moesten vaak de smaad, hatelijke opmerkingen en beledigingen van voorbijgangers duchten. Ze moesten hun persoon tegen aanvallen beschermen, hun bezit tegen diefstal, en hun waardigheid tegen haat en smaad. Anderen zochten een vlugge winst, buit of romance. Vandaag is er nog veel misbruik van de precaire toestand van deze mensen. Illegale tewerkstelling is in vele gevallen hun enige manier van inkomen. Net daar vallen zij heel gemakkelijk ten prooi aan malafide personen die op de meest parasitaire manier teren op de situatie. Het uitstalraam van vele jonge immigrante prostitués in de straten van Brussel, is het levende bewijs van precaire toestand van deze mensen.

Straatgeweld in steden
De vele getto's in tal van steden brengen gelijkgestemden bijeen. Zij delen een gemiste inburgering en de gevolgen hiervan. Een overheid die zich weinig aantrekt van de immigratie en maar laat betijen. Gemiste scholing en daaruit voortvloeiend gemiste arbeidsplaatsen. Leven in een cultuur die voor hen onbereikbaar blijkt om dan terug te vallen op een cultuur van hun grootouders die zij al lang achter zich hadden gelaten. Armoede alom en een uitzichtloze toekomst doen de frustraties zo hoog oplopen dat het straatgeweld in vele steden een ecliptische verschijning wordt.
Hoog tijd om naïviteit van rondtrekkende nomaden achter ons te laten en de immigranten te erkennen als nieuwkomers. Maar het vraagt om een evenwichtsoefening om niet ten prooi te vallen aan het andere extremisme die in elk woord racisme ziet. We moeten gewoon het lef hebben om voor elke nieuwkomer zijn rechten en plichten te erkennen. Zo vermijden we frustratie bij de stedelingen en zorgen we voor een toekomst voor deze mensen. Toch lijkt het voor velen moeilijk om de 19° eeuwse steden achter zich te laten en het Vlaams inburgeringsdecreet van 2006 loyaal toe te passen. Zijn we trouwens niet gebonden aan de wetten die wij door onze vertegenwoordigers laten stemmen?
Maar laat het ons een troost zijn. In de 19° eeuw regelde de situatie zichzelf door toename van misdaad, straatgeweld, rebellie, de onvoorspelbare cycli van de stedelijk-industriële arbeidsmarkt, en massale epidemieën. 18.000 sterfgevallen aan cholera in Parijs en in London zette de overheid aan het denken.

woensdag 9 maart 2011

Overlast?


Verhandeling 7
Abram De Swaan haalt enkele keren de term "overlast" aan in zijn boek "zorg en de staat". Maar geen enkele keer spreekt men over de een eenzelfde handeling. Overlast door de andere of meerdere niet te erkennen in de publieke ruimten. Overlast doordat men niet aangesloten is op het rioleringsnet. Geluidsoverlast door fabrieksactiviteit. Maar wat is nu overlast en in welke mate moeten we er rekening mee houden?



Wat is overlast?
Eigenlijk bestaat er geen afgelijnde definitie van overlast. Overlast is ook veranderlijk naar tijd en ruimte. Wat vroeger gewoon gebeuren was, is nu plots een inbreuk op de levenskwaliteit van sommige mensen. Wat met de kraaiende haan en de blaffende hond? Of nog erger, wat met de spelende kinderen. Kan in deze kinderlijke naïviteit ook overlast bestaan? Overlast is alleszins heel hard verbonden met verdraagzaamheid naar de medeburger.
De nieuwe gemeentewet beschrijft het in een heel ruime zin als: "individuele materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteitkunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt".
Deze brede interpretatie van overlast lag onder andere aan de basis van het lang uitstellen van de "cannabiswet". Dergelijke breed interpreteerbare teksten leiden tot een te grote rechtszekerheid.

Overlast, bittere ernst.
Buiten de grootsteden is de lokale politie gemiddeld voor 80% belast met de aanpak van overlast. Reden genoeg om er op een ernstige en efficiënte manier mee om te gaan. De incidentgerichte aanpak van de politie blijkt feitelijk weinig oplossingen te bieden, waardoor de integrale veiligheid aan aandacht won. Overlast noodzaakt heel wat actieve partners rond te tafel, wil men indringende oplossingen bieden.
Overlast en de "kleine criminaliteit" die eraan gekoppeld wordt, zorgt blijkbaar voor heel wat onveiligheidsgevoelens bij de burger. De straffeloosheid van deze inbreuken deden de gemeentelijke administratieve sancties ontstaan. Gemeenten konden hun rol opnemen vanuit de gemeenteraad om dergelijke handelingen strafbaar te stellen. Een operatie die maar heel traag op gang komt, want in kleine gemeenten staan politici en burger nog dicht bij elkaar en straffen is niet echt stem bevorderend.

Wie veroorzaakt overlast?
Een heel actuele vorm van overlast zijn jongeren van Afrikaanse origine die aan een station rondhangen. Hun aanwezigheid alleen zorgt voor een onveiligheidsgevoel. Mannen van vreemde origine boezemen in de meeste gevallen onveiligheid in. Maar wees gerust, het zijn geen criminelen zoals we soms op het eerste zicht denken. Alleen denken we niet veel aan deze mensen. Neem nu de jongeren aan het station. Eenvoudige maatregelen zoals voetbal of basketbal met hun idolen zal ze heel gemakkelijk lokken naar sportaccommodaties. Wie veroorzaakt dan overlast, de jongere of degene die het nalaat ook met hen rekening te houden in zijn beleid? Alleen zal zoals bij elke groep mensen, verveling aanzetten tot vandalisme en hinder. In een later stadium wordt dit diefstal, geweldpleging en drugsgebruik.
Politici, politie, gemeentelijke diensten, provinciale diensten, verenigingen en ouders moeten hun verantwoordelijkheid nemen in de maatschappelijke knelpunten. Wijs de ander niet met de vinger, voor je zeker bent dat je ten volle je eigen verantwoordelijkheid hebt ingevuld.
"Individuele vrijheid moet in zoverre zijn grenzen kennen: het individu mag niet tot overlast voor anderen zijn." 1859 (John Stuart Mill, Engels econoom)

donderdag 27 januari 2011

Misdaad


Hoe ontstond misdaad?
De armen in de dorpen of steden, waren aangewezen op plaatselijke liefdadigheid. Zolang ze meegaand waren, hadden ze zonder meer recht op aalmoezen. Als een kleine groep weerspannig werd in dorpen, was het eenvoudig om hen te bedwingen. Maar in de steden was dit veel moeilijker. Bedelaars ontplooide zich richting kleine misdaad, diefstal en prostitutie.
Het stadsleven kende veel onzekerheden: misdaad, straatgeweld, rebellie, de onvoorspelbare cycli van de stedelijk-industriële arbeidsmarkt, en massale epidemieën. Voor geen van deze tegenslagen bestaan directe remedies.


Het beeld van de arme veranderd door de jaren heen.
De dreigingen zetten de gevestigden op tegen de bezitslozen, brachten argwaan en haat teweeg, en boden tegelijkertijd een gevoel van onderlinge afhankelijkheid. De kleine misdaad was een bijverschijnsel van de armoede: de behoeftigen werden uit nood tot diefstal gedreven, of hun misdaad én hun armoede werden beide toegeschreven aan hun immorele geaardheid (Inspecteur-Generaal Ducpectiaux baseerde zich hierop voor van het eerste gevangenisregime bij het ontstaan van België).
Hedendaagse sociologen die misdaad verklaren uit onderliggende sociale en economische achterstand, herhalen de waarschuwingen aan de gevestigde groeperingen dat armen een bedreiging voor hun veiligheid kunnen vormen als hun omstandigheden niet beter worden.

Armoede kijkt mee over de schouder van iedereen.
De economische ontwikkelingen zijn een permanente dreiging voor iedereen. De achtergrond van mensen laat hen toe om zich al dan niet beter te wapenen tegen een economische uitval. Armen vervallen in bedelarij en nood aan liefdadigheid.
Vanaf dat moment gaat de socio-economische toestand zichzelf herstellen. Een sociaal ontwikkelde maatschappij zal financiële middelen losmaken om het afglijden van armen te counteren. Werkgevers, werknemers en overheid zullen budgetten moeten vrijmaken om samen een instrumentarium te voorzien als vangnet voor economische uitsluiting en welzijn. Sociale economie is hiervan een voorbeeld om via tussenstappen, vorming en steun voor bedrijven, de individuele personen te begeleiden in nieuwe arbeidstrajecten.
De geschiedenis herhaalt zich continu voor maatschappijen die dit niet begrijpen. Armen worden verjaagd en gedemoniseerd, waardoor ze veelal in steden lotgenoten tegenkomen en snel aansluiting vinden bij elkaar. Kleine groepen zullen door misdaad overleven en zo hun economische status trachten te herstellen. Politie zal in veel gevallen een onmogelijke verwachting kennen om hieraan een einde te stellen. Maar economie en sociale cohesie versterken liggen niet binnen de marge van de politionele werking.
In een latere fase wordt de groep uitvallers zo groot, dat ze door rebellie en opstand de gevestigden omverwerpen zoals de Franse revolutie.

De oude Grieken kende reeds deze noodzaak, maar in 2010 piekte het aantal mensen en gezinnen die leven in armoede tot ongekende cijfers. 
"Armoede is de vader van revolutie en misdaad." (Aristoteles 350 V.c.)

zondag 9 januari 2011

Godsdienstig wedijver en hekserij.


Verhandeling 5
We keren terug naar mijn voorgaande blog over landloperij en banditisme. Landloperij werd als eerste beschouwd als banditisme. De Romazigeuners zijn waarschijnlijk nog een overblijfsel van deze wijze van leven. De sterken onder hen konden dienen als bescherming of handenarbeid. Maar ze zijn tegelijkertijd een bedreiging, de onbekenden die leven in het woud. Indien ze verstoten werden uit de steden, dan restte hen nog enkel het beroven van de bevoorradingsroutes naar de steden.
Heksen en tovenaars.
Maar de zwakken onder hen hadden het moeilijker om te overleven. Sommigen deden zich voor als tovenaar of heks. De bedreiging van een bezwering en de bovennatuurlijke krachten heeft waarschijnlijk meer levens gered dan mensen op de brandstapel gebracht. Uit schrik voor deze krachten, gaven mensen offers aan deze mensen. Maar er lagen nog kapers op de kust van het bijgeloof en niet de minste, "de kerk".
Godsdienstig wedijver
De macht van de kerk was strategisch afhankelijk van haar positie in het onderwijs. Het katholieke onderwijs had een belangrijke rol in de bekeringsinspanningen op onderwijsgebied en was een bron van staatsteun voor het kerkapparaat. Om die reden had ze een sterke lokale macht op het bestuur en de ontwikkeling van de overheid.
Bijgeloof drijft vandaag nog veel meer mensen in hun keuze van onderwijs. Katholieke scholen met namen van heiligen dragen een andere etiquette dan de term "volksschool". Al zijn eindtermen voor scholen gelijk en nationaal vastgelegd door het FOD onderwijs, klinkt het vromer om naar het college te gaan dan naar de staatsschool.
Meer dan een godsdienst was de kerk ook een machtig instituut in het ancien régime. In de landen waar de kerk de macht deelde met de adel en staat, stagneerde lange tijd het onderwijs voor arbeiders. In Pruisen en de Lage Landen was deze katholieke macht meer verdeeld en kende het onderwijs een grotere vooruitgang. Een belangrijke stap door het Protestantisme was de lezing van de bijbel in het Nederlands. Vanaf nu kon iedereen de bijbel lezen en interpreteren in zijn levenswijze.

Paideia
Het katholiek onderwijs verloor haar macht bij de opkomst van een pluralistisch onderwijs in openbare scholen ? In landen met vele godsdienstvormen en een sterke onkerkelijke groep ontstonden leerplannen over religie, moraal en burgerdeugden uit de levensbeschouwing van de ouders: "paideia". De kerken vreesde deze "doorsneereligie". Paideia omhelsde brede vroomheden, democratische verwachtingen en utilitaristische strevingen en vormde de basis van het Amerikaanse samenleving, het Nederlandse Nut en later nog vele onderwijshervormingen.
Het paideia vormde een toegang tot het alfabetisme voor een brede laag van de maatschappij, maar stelde eveneens een einde aan het gebruik van de "langua franca". De taal van de elite (meestal latijn) waarmee handel werd gedreven en waarmee de elite misbruik maakte van haar alfabete machtspositie om zich te laten vergoeden voor haar vertaalwerk. De paideia was vrij universeel en onafhankelijk van enige geloofsovertuiging. Ze was daarom niet bedreigend in de handelsovereenkomsten tussen mensen van zeer uiteenlopende windstreken en overtuigingen.
Terwijl in de vroege Griekse geschiedenis paideia de beperkte betekenis heeft van opvoeding bestemd voor de Griekse aristocratie, valt er in de loop van de vijfde eeuw v. Chr. een democratisering van het onderwijs- en opvoedingsideaal te constateren. Dit heeft te maken met de opkomst van Athene als democratie. Er ontstaat behoefte aan informatie en kennis op allerlei gebied. Wiskunde, geneeskunde, geografie, geschiedenis en architectuur ontwikkelt zich in een open samenleving als het Athene van de vijfde eeuw v. Chr. en sijpelt deze kennis langzaam door naar de minder bevoorrechte bevolkingsgroepen.
Paideia herhaalt zich doorheen de geschiedenis.

'Toen Zeus zich met de mens bezig hield, gaf hij aan elk van hen een welbepaalde deskundigheid, maar de politieke kennis werd gelijkmatig over iedereen verdeeld'. (Plato, Protagoras)