Verhandeling 9
In het boek van de Swaan schetst men de talen voornamelijk in de lingua franca, de alfabeten die de standaardtaal van het land spreken, de analfabeten die regionale taal spreken en de tweetaligen. (Abram de Swaan, Zorg en de staat, 2004, pag.74)
De lingua franca "latijn" was een internationale taal die zijn voordeel had in handel drijven met mensen uit vreemde landen.
De mensen die de lingua franca spraken, waren onvermijdelijke tussenpersonen om handel te drijven met het andere land. In veel gevallen kende de handelaars de standaardtaal niet en nog minder de regionale talen. De mensen die de lingua franca spraken ontwikkelde zich snel tot een elite binnen de maatschappij.
De standaardtaal werd gebruikt voor nationale teksten en communicatie. Het was de taal van de notabelen van de maatschappij.
De regionale taal was de taal waarmee analfabeten met elkaar konden communiceren.
Tweetaligen waren mensen die de taal spraken van de aangrenzende landen, waardoor zij op hun beurt konden instaan voor handel met dit land.
De communicatieve belangen van de dialectsprekers of analfabeten, en anderzijds de tweetaligen of alfabeten liepen grotendeels parallel met culturele, economische en politieke scheidslijnen.
Bij de tweetaligen en alfabeten kwamen voornamelijk uit de plaatselijke adel, de geestelijkheid en de notabelen, bij de eentaligen of analfabeten waren vooral boeren, dagloners, en arbeiders. Het patroon van communicatie liep veelal parallel met de patronen van commerciële, politieke en culturele contacten – mensen communiceren tenslotte over de zaken die hen dagelijks bezighouden en invulling geven aan hun leven.
BESLUIT
De taal spreken van de handelspartner of de andere in het algemeen is essentieel bij de ontwikkeling van de mens en zijn omgeving. De keuze voor eentaligheid, wat De Swaan als "analfabeet" beschouwt, legt vrij veel beperkingen op en beperkt de mens tot een regionaal overleg over eerder primaire handelingen. De tweetaligheid daarentegen beschouwt De Swaan als de alfabeten omdat ze in staat zijn tot een veel bredere communicatie. Hun contacten zijn eveneens veel meer uitgesproken, wat hen in staat stelt om een bredere kennis te verwerven en een hogere ontwikkeling. De invloed van de lingua franca is vandaag vrij beperkt in de dagelijkse omgang en vormt op zich geen hinderpaal meer tot communicatie of handel.
De Belgische communautaire kwestie vindt een belangrijke voedingsbodem in de tweetaligheid van ons land. Toegepast op wat hierboven werd toegelicht, hebben we de keuze tot analfabetisme met lokale beperkingen of alfabetisme met meer mogelijkheden tot ontwikkeling van het individu en de maatschappij. Het lijkt haast evident om voor het tweede te kiezen. Maar de realiteit is soms nog anders.
Hoewel België verdeelt is in twee grote taalgebieden, moet men ook vaststellen dat binnen deze gebieden de andere taal ook nog veel aanwezig is. De Frans sprekende kustgemeenten en de Vlaams sprekende dorpjes in de Ardennen zijn hiervan voorbeelden. Voor zo'n kleine lap grond, is het maar de vraag of een communautaire kwestie wel ernstig is. Eén ding is zeker, het is een vrij simplistische manier om politici te vormen en zelfs ganse politieke partijen. Enkel en alleen door de andere taal te demoniseren. Vlamingen zijn simplistische boeren en walen zijn lui en hiermee kan men al een groot deel van de maatschappij mobiliseren. Maar zo simpel is het niet, alleen hebben we uit luiheid graag sloganeske oneliners omdat we hierdoor ook niet moeten nadenken.
Laat iedereen gewoon zijn taal spreken en voer een algemene tweetaligheid in voor scholen en administraties. Iedereen spreekt zijn eigen taal en de dienstverlening wordt in zijn taal aangeboden. Mensen die omwille van hun andere taal niet geholpen worden op 50 kilometer van hun deur is toch absurd. In de Brusselse rand leidt dit soms tot fatale situaties met 100 centrales die niet willen of kunnen reageren. Enkel en alleen door de taalkwestie.
Het zou meer overleg brengen tussen walen en vlamingen en door elkaar beter te kennen, zou je waarschijnlijk ook veel meer begrip voor elkaar hebben. Wat baat het om arbeid anders toe te passen in eenzelfde land? Door mensen aan vlaamse kant te stimuleren om te werken, stijgt de welvaart in Vlaanderen. Gebeurt dit niet in Wallonië, dan is daar een economische achterstand met grensoverschrijdende criminaliteit als gevolg en nood aan steun.
Tweetaligheid is het alfabetisme van de welvaart.